De Belvedère was een van de vijfentwintig torens in de vestingwerken van Venlo. De toren is waarschijnlijk niet een van de originele torens geweest, maar pas tegen het einde van de 14 eeuw gebouwd.

De naam van de toren moet worden gezocht in het Latijn. Bel betekent zoveel als goed en védère – via het Italiaans – kan worden omschreven als zien of zicht (het Italiaans woord voor zien is vedere) . Letterlijk betekent de naam van de toren dus goed uitzicht.

Het betreft een zogenaamde weertoren en was gericht op de noordelijke bantuin. De omvang van de toren schijnt wel breder te zijn geweest dan de meeste andere torens in de vestingmuren. Op de begane grond moet volgens Hermans een militaire bakkerij zijn geweest, die zelfs verdere uitspanningen had in de stadsmuur en naar de stadzijde toe. Daarboven was genoeg ruimte voor vier vuurmonden.

De Belvedère bevond zich in de noordelijke stadsmuur, tussen de Lichtenbergtoren aan westzijde en de Vogelkenstoren aan oostzijde.

De vesting werd tegen het einde van de 17e eeuw te licht bevonden en werd daarom met 3 forten rondom versterkt, met een vierde op de westelijke Maasoever. Deze laatste was al in 1641 in gebruik genomen. In 1731 werd aan de buitenzijde van de noordelijke stadsmuur Fort Ginkel gebouwd, met tussen de stadsmuur en het fort een natte gracht. Het fort was zowel bereikbaar via een ondergrondse gang als een bovengrondse weergang.

Tussen 1867 en 1872 werden de vestingwerken van de stad, per Koninklijk Besluit van Willem III der Nederlanden, gesloopt. Aan de noordzijde van de stad kwam daarna een geheel nieuwe wijk van de grond, naar een plan van Frederik Willem van Gendt.

 

(Bronnen: Frans Hermans; Historische stedenatlas van Nederland deel 6: Venlo, Gemeentearchief Venlo, etymologisch woordenboek)

Comments are closed, but trackbacks and pingbacks are open.