Geschiedenis van Tegelen
Al tijdens de steentijd gebruikten de bewoners van Midden-Limburg de klei in de ondergrond bij Tegelen om aardewerk te maken en toen de Romeinen zich er vanaf het begin van de jaartelling vestigden, ontstond in Tegelen een bloeiende keramische industrie. In de middeleeuwen was Tegelen een Heerlijkheid, die door de heren van Tegelen werd bestuurd vanuit Kasteel de Munt en later vanuit Kasteel Holtmühle. Door de komst van de keramiek- en metaalindustrie veranderde Tegelen van een agrarisch dorp in een drukke industriegemeente. Tegelen heeft lange tijd tot Gulik en later Pruisen behoord en kwam pas in 1817 bij het Koninkrijk der Nederlanden. Tegelen was tot 2001 een zelfstandige gemeente waartoe ook het kloosterdorp Steyl behoorde. Sindsdien hoort het bij de gemeente Venlo.
Oude geschiedenis
In 50 na Chr. was Nederland moerassig (bruin ingekleurd)
Geologie en Prehistorie
Het geologisch tijdvak Tiglien is naar Tegelen genoemd. Dit is een tijdvak in het vroeg Pleistoceen van circa 2,4 tot 1,8 miljoen jaar geleden toen de voorouders van de mens (in het Tiglien waren dit voornamelijk de Homo habilis en Homo erectus) zich nog tot Afrika beperkten. In het Tiglien werd het grootste gedeelte van de klei afgezet die in latere tijden de grondstof was voor de Tegelse pottenbakkers en keramische industrie. Overigens gebeurde dat toen nog door de Rijn die haar stroomgebied ook tot Tegelen uitstrekte; de Maas was in het Tiglien een zijrivier die bij Aken in de Rijn uitmondde. In de Tegelse klei werden resten gevonden van onder andere Cervus rhenanus, in Nederland ook bekend als het Kleine Tegelse hert, Eucladoceros ctenoides (Grote Tegelse hert), Trogontherium cuvieri (Tegelse bever), Mammuthus meridionalis (Zuidelijke olifant) en een makaak. Deze Macaca florentina leek veel op de hedendaagse berberaap (Macaca sylvanus). Nooit eerder werden zo ver noordelijk fossielen van makaakapen aangetroffen.
Tegelen ligt in een langgerekt moerassig gebied dat zich van Pont tot Roermond uitstrekt (nu grotendeels gedraineerd). Dit was oorspronkelijk een oude bedding van de Maas, evenwijdig lopend met de huidige Maas. De woonsporen (tot ver in de middeleeuwen) beperkten zich hoofdzakelijk tot de hogere droge gebieden zoals de zandruggen langs de huidige Maasoever, waar de oude kern van Tegelen ligt, en op het hoogterras.
In Tegelen zijn verspreid stenen werktuigen gevonden uit het mesolithicum (midden steentijd) en neolithicum (nieuwe steentijd). Deze waren van waarschijnlijk tijdelijke bewoners zoals jagers en verzamelaars die hier hun kampementen opsloegen. In de steentijd werden in Tegelen al potten gebakken, getuige de vondst van verschillende misbaksels uit 3000 – 1200 v.Chr. De eerste meer honkvaste bewoners van wie sporen zijn gevonden, waren Keltische boeren uit de bronstijd en vroege ijzertijd, waarschijnlijk Eburonen of Menapiërs. In Tegelen werden bijlen, messen, aardewerk, bronzen zwaarden en een bronzen ketel uit de La Tène-periode gevonden, wat de aanwezigheid van de Kelten in prehistorisch Tegelen bevestigt.
De Romeinen
Reconstructie van Legio XXX Ulpia Victrix
Door de komst van de Romeinen in Nederland onder leiding van Julius Caesar werden de Kelten grotendeels verdreven. Op uitnodiging van de Romeinse bezetter vestigden zich in Limburg Germanen, waarschijnlijk afkomstig uit de omgeving van de Rijn. In deze tijd ontstonden plaatsen als Blerick (Blariacum) en Tegelen. Onder Caesars geadopteerde zoon keizer Augustus werd het gebied van het huidige Nederland en België ingelijfd bij het Romeinse Rijk. Het grootste deel van dit gebied, waaronder Tegelen, werd onderdeel van de Romeinse grensprovincie Germania Inferior (Neder-Germanië) waarvan de provinciehoofdstad Colonia Claudia Ara Agrippinensium was, het huidige Keulen. Tijdens de Romeinse overheersing werden vele wegen aangelegd, waaronder de wegen van Atuatuca Tungrorum (Tongeren) naar Noviomagus (Nijmegen) en de weg van Coriovallum (Heerlen) naar Castra Vetera (Xanten). Bij Tegelen was een doorwaadbare plaats over de Maas naar Blariacum en dus werden hier twee verbindingswegen (diverticula) aangelegd richting Mediolanum (Pont) en Mederiacum (Melick).
De naam “Tegelen” is waarschijnlijk een verbastering van het oude Latijnse woord tegula, een platte Romeinse dakpan. Dankzij de grote kleivoorraden lag hier namelijk een Romeins kamp, waarbinnen zich verscheidene dakpannen- en plavuizenovens (tegularia) bevonden. De Mulbeek liep in het centrum van Tegelen door een bed van Romeinse pannen en bestond dus al in de Romeinse tijd. Er zijn in Tegelen ook drie Romeinse begraafplaatsen gevonden. Het kampement groeide na verloop van tijd uit tot een klein dorp, mede door de aanleg van steenbakkerijen op Tegels grondgebied. In Tegelen en omstreken zijn Romeinse dakpannen met inscriptie LEG XXXVV (Legio XXX Ulpia Victrix) gevonden. Dit verwijst naar het Romeinse legioen met die naam, geformeerd door keizer Trajanus, vermoedelijk in het jaar 105. Dit legioen verving in 122 het Legio VI Victrix, dat naar de Britse eilanden werd gestuurd. Legio XXX Ulpia Victrix was meer dan 100 jaar gelegerd in Germania Inferior. Hun hoofdkwartier was gevestigd in Castra Vetera, nabij het huidige Xanten.
Tot en met de 2e eeuw was het redelijk rustig in Romeins Limburg, maar dit veranderde tijdens de crisis van de derde eeuw. Toen werd het Rijk geteisterd door binnenlandse onrust, waarbij Germaanse plunderaars geregeld de verzwakte grenzen overstaken op zoek naar buit. De laatste krachtdadige keizers Constantijn en Diocletianus wisten de orde nog een laatste keer te herstellen, maar in Limburg keerde de vroegere welvaart niet meer terug.
De Middeleeuwen
De Franken
In de nadagen van het Romeinse Rijk, wat omstreeks 395 definitief in een West-Romeins en Oost-Romeins Rijk uiteen gevallen was, drongen Germaanse stammen steeds vaker het rijk binnen, het begin van de Grote Volksverhuizing. In de 5e eeuw stortte het West-Romeinse Rijk in snel tempo ineen en hield in 476 op te bestaan. De binnengevallen Germanen stichtten eigen koninkrijkjes in het door hen bezette stuk van het Rijk. De provincie Germania Inferior kwam in handen van het Frankische Rijk van de Merovingen. Na de dood van de Frankische koning Clovis I in 511 werd zijn koninkrijk verdeeld onder zijn vier zonen. Lange tijd viel Tegelen onder Austrasië, totdat in 751 Pepijn de Korte het Frankische Rijk herenigde. Het Frankische Rijk was verdeeld in Marken en Gouwen, waarbij Tegelen tot de Hettergouw behoorde. Toen deze uiteenviel kwam Tegelen bij de Mulgouw. Vanuit het Tegelse kasteel de Munt werd deze gouw bestuurd. De Mulgouw is waarschijnlijk genoemd naar de Mulbeek, die de omgrachting rondom het kasteel voedde. Tot in de 16e eeuw kende Tegelen zijn eigen gerecht, gebaseerd op het Frankisch recht.
In de 8e eeuw was de bevolking ook massaal tot het christendom bekeerd. Omstreeks 720 werd de Sint-Martinuskerk gesticht door de heilige Plechelmus van Sint Odiliënberg. Dit houten kerkje was een zogenaamde ecclesia matrix oftewel moederkerk; de Martinuskerk van Venlo, de kerk van Kaldenkirchen en de (veel later gestichte) kerk van Belfeld waren dochterkerken van de parochie Tegelen. Tot de bouw van een eigen kerk rond 760 woonden de Venlonaren de dienst in Tegelen bij.
Heren van Tegelen
Na de verschillende delingen van het Frankische Rijk in de 9e eeuw behoorde Tegelen tot wat uiteindelijk het Heilige Roomse Rijk genoemd zou worden. Tot 1801 zou Tegelen officieel tot het Heilige Roomse Rijk blijven behoren. Dit was een vrij los georganiseerde staat met aan het hoofd een keizer analoog aan het vroegere Romeinse Rijk. In werkelijkheid waren de plaatselijke graven, hertogen en heren de echte machthebbers die voortdurend in een onderlinge machtsstrijd verwikkeld waren. In de 9e eeuw maakten de heren van Tegelen hier de dienst uit. Vanuit kasteel de Munt heersten zij over de kleine heerlijkheid Tegelen.In het strategisch gelegen Tegelen lagen verder de kastelen Wylre (verdwenen, gelegen in het nu Venlose Wijlrehof), Wambach (verdwenen, oostelijk gelegen van de hedendaagse wijk Op de Heide) en kasteel Holtmühle. Kerkelijk gezien werd de parochie Tegelen in 988 bij het bisdom Luik gevoegd. Uit deze tijd stamt ook de eerste schriftelijke vermelding van Tegelen: in het Vitae Sanctorum uit de voormalige abdij St. Vitus in Mönchengladbach wordt Tegelen als Tieglon vermeld. Andere schrijfwijzen die tot de 17e eeuw werden gebruikt zijn Tegelon, Tichlouw, Tiglau, Thygelen, Tyghelen, Thiegelen en Thegelen.
De heren van Tegelen waren van oude Frankische adel en verwant aan de graven van Gulik en Kessel. In hun familiewapen stond dan ook naast de beschermheilige van Tegelen, Sint Martinus, de leeuw van Gulik.
In de periode van 879-884 plunderden de Vikingen onder leiding van Godfried de Noorman een groot gedeelte van Nederland; in 881-882 waren ze ook in de streek van Maas en Rijn actief. In de sage van de Snelle Sprong wordt verhaald hoe dit Tegelse gebied aan zijn naam is gekomen. Nadat de Noorman Hermold door kasteelheer Erbert na een lafhartige aanval werd verwond probeerde hij Eberts vrouw Ida te overweldigen terwijl haar man op jacht was. Ebert keerde echter op tijd terug en Hermold kon zich slechts met een snelle sprong uit het raam onttrekken aan Eberts wraak.
De verwante families van Kessel en Tegelen bezaten vele goederen in de oude Mulgouw. Maar de graven van Gulik en Gelre begonnen in deze regio hun macht uit te breiden; zo wist Reinald I van Gelre in 1279 het graafschap Kessel te verwerven en probeerde hij ook de heerlijkheid Tegelen te verkrijgen. Zijn zoon Reinald de Zwarte verleende in 1343 Hanzestad Venlo stadsrechten; de stad is grotendeels gebouwd met de stenen en pannen uit de steenbakkerijen in Tegelen. De eerste Venlose stadspoort aan Tegelse zijde heette de Tyegelre Poort of Teg(h)elpoort: tichel is een verouderde benaming voor baksteen. Later werd de poort naar het oosten verplaatst en hernoemd tot Roermondse Poort. Hoewel de heren van Tegelen al in de 12e eeuw de graven van Gelre als leenheer erkenden, ging Tegelen rond 1330 toch deel uitmaken van het graafschap Gulik, onder bestuur van het ambt Brüggen.
Hertogdom Gulik
In 1356 werd het graafschap Gulik een hertogdom, dat behoorde tot het Heilige Roomse Rijk. In 1423 werd hertogdom Gulik verenigd met het hertogdom Berg en in 1521 kwamen het daar nog het hertogdom Kleef en het graafschap Mark bij. Willem V van Kleef bezat tussen 1539 en 1543 daarnaast ook de gebieden van Gelre. Na een juridische herindeling in 1555, toen de gerechten van Tegelen, Kaldenkirchen, Breyell, Boisheim, Born, Brüggen en Bracht werden verenigd tot een Dingstoel hield Tegelen twee schepenen over. Hiervan ging er een naar Bracht, waar de centrale rechtbank was gezeteld, om daar recht te spreken.
De eerste bekende vermelding van Tegelen op een landkaart stamt uit 1536, op Jacob van Deventers gewestkaart van Brabant. Tijdens de reformatie werd door kasteelheer Frans van Holtmeulen in 1563 de gereformeerde predikant Clementius aangestelden tussen 1567 en 1575 werd gesproken van “de gereformeerde gemeente Tegelen”. In 1571 werd Belfeld, dat deze protestant niet zag zitten, door de bisschop van Roermond tot zelfstandige parochie verheven. Ook de grotendeels katholieke Tegelenaren wilden van hem af en wisten in 1575, met hulp van de hertog van Gulik Willem V van Kleef, de predikant te verdrijven.
Tegelen-Venlo
Grenspaal nr. 2 die in 1802 tussen Tegelen en Venlo werd geplaatst. Deze staat nu bij de ingang van het Viecuri-ziekenhuis in Venlo.
In deze tijd was de grens tussen Tegelen en Venlo tevens de landsgrens tussen Gulik en Gelre. Dat feit verklaart dat het dialect van Tegelen duidelijk verschilt van het Venloos dialect en het verklaart misschien ook de nog steeds bestaande rivaliteit tussen beide plaatsen. Tussen de 15e en 18e eeuw rezen vele conflicten tussen Tegelen en Venlo:
– 1473 Venlo probeert zich het gemeenschappelijke turfbroek, gelegen tussen Tegelen en Venlo, toe te eigenen.
– 1560 Venlo verlegt de loop van de Mulbeek, zodat deze nu naar Venlo stroomt. Hiervoor bouwde Venlo de watermolens Onderste en Bovenste Molen.
– 1596 Het hertogdom Gulik probeert een landweer te laten oprichten om de oorlogsellende van de Tachtigjarige Oorlog buiten te houden.
– 1632 Venlo laat met de hulp van Staatse soldaten een aantal schepen van Steyl naar Venlo slepen. Tegelen bezat namelijk het laad- en losrecht op de Maas bij Steyl, tegen de zin van Venlo.
– 1662 Voortdurende strijd om de loop van de Mulbeek, die dan weer naar Tegelen en dan weer naar Venlo werd verlegd.
– 1671 Tegelenaren halen turf uit door Venlo opgeëist gebied.
Uiteindelijk wist Venlo zowel de Mulbeek als het Broek onder haar controle te krijgen. Oude Tegelse hoeves als de Wylderhof en Hulsterhof kwamen onder Venlo te vallen. In 1645 bestonden in Tegelen nog de volgende hoeves: de Hanraetshof (waarvan in 1326 al melding werd gemaakt, heden bekend als de Haandert), de Merterhof aan de Oude Markt, de Kasteelshof bij de Holtmühle, de Bakenbosch (zuidelijk van en behorende bij de Holtmühle), de Wambacherhof bij kasteel Wambach, de Bosserhof en de Linksterhof of Lingshof (noordwestelijk van en behorende bij kasteel de Munt), de Drumpselhof (in het Tegels Broek, ten tijde van de Franse bezetting geruimd) en de Kruitserhof (in 1860 gesloopt).
Toen in 1609 hertog Johan Willem van Kleef en Gulik stierf brak de Guliks-Kleefse Successieoorlog uit. In 1614 werd het gebied verdeeld, waarbij Gulik en Berg aan de hertog van Palts-Neuburg werd toegewezen. Bij het overlijden van de laatste hertog van Palts-Neuburg in 1742 gingen Gulik en Berg over naar de hertog van Palts-Sulzbach, die vanaf 1777 ook hertog van het keurvorstendom Beieren werd. Daarmee was Gulik in feite gedegradeerd tot de verre bezitting van een hogere heer.
Tijdens het beleg van Venlo in oktober 1646 lag veldmaarschalk van Brederode met zeven Staatse regimenten in Tegelen. Prins Frederik Hendrik verbleef gedurende het beleg op kasteel Holtmühle.
In 1706 werd bij de brug over de Wylderbeek de herberg “De Drie Kronen” gebouwd (eind 1990 gesloopt om plaats te maken voor de Zuiderbrug over de Maas en de A73). De naam van het etablissement verwijst mogelijk naar het tolgeld dat bij het nabijgelegen tolhuis moest worden betaald om gebruik te mogen maken van de doorgaande weg van het Gelderse Venlo naar het Gulikse Tegelen. Rond dezelfde tijd werd in Tegelen een postkantoor geopend, waarvan het hoofdkantoor zich in Maaseik bevond. In 1800 werd de postdienst overgeplaatst naar Venlo. Steyl was een van de slechts twee Gulikse havenplaatsen aan de Maas en daarmee een aantrekkelijke vestigingsplaats voor handelaren met zaken in het Duitse Rijngebied. Het ontwikkelde zich aan het einde van de 18e eeuw tot een belangrijke Pruisische overslagplaats en was een stapelplaats voor goederen uit Holland, België, Frankrijk en Spanje. De meeste Tegelse boeren waren tevens voerman, die de handelsgoederen van Steyl naar Gladbach en Dusseldorp brachten.
Tijdens de Spaanse Successieoorlog richtten soldaten van het koninkrijk Frankrijk in Tegelen grote schade aan. De Franse troepen van Lodewijk XIV bezetten Roermond, Venlo en Geldern en vernielden in Tegelen op 27 juli 1701 de gehele oogst. De hele omgeving werd verplicht Lodewijks leger te onderhouden. Begin mei 1702 richtten een groep Franse soldaten tussen Tegelen en Steyl hun kamp op, wat weer gepaard ging met verwoestingen. Een herbergierster op Steyl werd door de soldaten in haar eigen huis vermoord nadat ze weigerde hen te betalen. Eind mei bivakkeerde Lodewijk van Bourgondië met een groot gedeelte van zijn leger in Tegelen en werd opnieuw grote schade aangericht. Bij de Vrede van Utrecht (1713) werd het overkwartier van Gelder (grotendeels huidig Noord-Limburg en aangrenzend Duitsland tot aan de Rijn) toegewezen aan Pruisen met uitzondering van Venlo dat naar de Republiek ging. Hierdoor werden de verschillen tussen Venlo en Tegelen nog meer benadrukt.
Rond 1750 betrok de kleurrijke, oorspronkelijk Pruisische, Baron von Glasenapp het kasteel Holtmühle en werd hij de nieuwe Heer van Tegelen. De hoge kosten die de instandhouding van zijn privéleger huzaren en dragonders met zich meebracht zorgden ervoor dat von Glasenapp in grote geldproblemen kwam en rond 1780 naar Dülken verhuisde.
De centrale rechtbank in Tegelen werd in 1772 naar Brüggen en in 1795 naar Dülken verplaatst.
In 1792 werden de grenzen tussen Tegelen en Venlo definitief bepaald en in 1802 werden grenspalen tussen de gemeentes gezet waarvan enkele tegenwoordig nog te zien zijn. De Wylderbeek werd de grens tussen Tegelen en Venlo. De gemeente Tegelen bestond in deze tijd uit drie plaatsen; Tegelen, Steyl en Overtegelen (de Holtmühle en de gehuchten Middelt, Siep, Nabben en Op Heis). Op het kruispunt van de weg van Tegelen naar kasteel Holtmühle en de weg van Steyl naar Kaldenkirchen lag het gehucht Kruis. In de 19e eeuw groeiden Tegelen en Kruis aan elkaar en in de jaren daarna groeiden ook Steyl en Overtegelen aan Tegelen vast.
Franse bezetting
Begin oktober 1794 werd Tegelen door Franse troepen bezet. Generaal Laurent had zijn hoofdkwartier in kasteel de Munt en hier werd in de nacht van 24-25 oktober 1794 onderhandeld over de overgave van de stad Venlo aan de Eerste Franse Republiek. Het hertogdom Gulik, sinds 1777 deel van het keurvorstendom Beieren, kwam te behoren tot het arrondissement Aken. In 1797, bij de Vrede van Campo Formio, werd de inbezitneming van de westelijke Rijnoever door Frankrijk aangekondigd. In 1798 werd het door de Fransen bezette Rijnland juridisch gelijkgeschakeld met de Eerste Franse Republiek en in 1801 werd Tegelen definitief bij de Franse Republiek ingelijfd met de Vrede van Lunéville, waarmee een eind kwam aan de eeuwenlange horigheid aan het Heilige Roomse Rijk. Dat had zowel voor als nadelen: het feodalisme als rechtssysteem verdween en hiervoor in de plaats kwam het Franse burgerlijke recht dat veel eerlijker de rechten en plichten over de bevolking verdeelde. Ook werd men nu op zijn talenten beoordeeld in plaats van op zijn afkomst wat veel betere mogelijkheden bood om op te klimmen in de maatschappij. Het belangrijkste nadeel was dat nu ook de dienstplicht gold: men kon opgeroepen worden om in het Franse leger te dienen. De Tegelse lichtingen 1800/1801 tot en met 1814 moesten zich in Venlo melden voor de keuring. Ongeveer dertig Tegelse jongens werden ook daadwerkelijk opgenomen in het leger. Hoeveel jongens uit Tegelen vermist en/of gesneuveld zijn tijdens hun legerdienst voor Napoleon Bonaparte is onbekend: van maar twee jongens zijn officiële bevestigingen van sneuvelen overgeleverd maar ongetwijfeld zijn er meerderen niet meer teruggekeerd.Op 12 september 1804 zou keizer Napoleon Bonaparte in Tegelen zijn geweest. Volgens de overlevering maakte hij een korte stop in het inmiddels gesloopte pand Thissen, dat uit 1786 stamde en destijds een herberg was. Napoleon was vanuit België op weg naar Keulen, waar hij de volgende dag ’s avonds zou aankomen. Ieder kanton kreeg in haar hoofdplaats een vredegerecht met een vrederechter. In het kanton Bracht, waaronder Tegelen viel, werd de rechtbank van Dülken weer verplaatst naar Bracht. Hoger beroep kon worden aangetekend in Krefeld, de hoofdstad van het departement van de Roer.
Geschiedenis na 1814
Kaart van Tegelen uit 1867 door Jacob Kuyper
Na de Franse bezetting werd Tegelen een twistpunt tussen Pruisen en het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Pruisen, dat bij besluit van het congres van Wenen de hele Rijnprovincie kreeg toegewezen, eiste ook Tegelen op op grond van de oude Gulikse rechten op Tegelen. Uiteindelijk werd in 1817, bij het Traktaat van Aken besloten dat Tegelen en Steyl bij Nederland zouden komen, in ruil voor Herzogenrath en de rechten op een weg bij Aken. Het Plein 1817 bij de Sint-Jozefschool is genoemd naar deze gebeurtenis. Na de Franse tijd werd de uit Randerath afkomstige Joseph Johannes Orths de nieuwe pastoor van Tegelen. Hoewel Tegelen intussen tot de Nederlanden was gaan behoren werden de missen tot Orths dood in 1841 in het Hoogduits gehouden.
Na meer dan 800 jaar door de bisschop van Luik te zijn bestuurd, viel de parochie Tegelen tijdens de Franse tijd onder het nieuw opgerichte bisdom Aken, dat in 1821 weer door de paus werd opgeheven, waarna de parochie Tegelen weer bij Luik kwam. In 1833 werd Tegelen bij het door het bisdom Luik nieuw opgerichte dekenaat Venlo ingedeeld. Na de Nederlandse erkenning van de onafhankelijkheid van België werd Tegelen door een apostolisch administrator bestuurd. In 1853 werd de parochie ingedeeld bij het in dat jaar opgerichte bisdom Roermond.
De Nederlanden
Tijdens de Belgische Revolutie stond Limburg (Nederlands en Belgisch Limburg) aan de kant van België. Op 10 november 1830 kwam Tegelen bij België, een dag later gevolgd door Venlo.
Tot 1825 moesten reizigers van Venlo naar Roermond en vice versa over de Groote Baan reizen: deze liep vanaf de brug over de Wylderbeek langs Drie Kronen en de Lingsterhof via de Hoogstraat en Oude Markt naar Kruis, en van daar uit over de Keizerstraat langs de Aalsbeek naar Belfeld. Bij hoge waterstand van de Maas moest worden uitgeweken naar de weg langs de kapel van Geloo of zelfs nog verder oostelijk over het opengestelde landgoed Holtmühle. De inmiddels verdwenen Keizerstraat was een holle weg door het Alendveld, genoemd naar keizer Napoleon die via deze straat in 1804 door Tegelen zou zijn gereisd.
In 1824-1825 was de Waterloobrug al aangelegd over de Groote Beek (later Aalsbeek), waardoor de reis naar Belfeld en Roermond veel makkelijker werd, en in 1836 werd onder Belgisch bestuur de provinciale/rijksweg Roermond-Venlo aangelegd. Deze loopt dwars door Tegelen en snijdt de oude kom doormidden: de Martinuskerk ligt vlak tegen deze weg aan en enkele huizen en het oude gemeentehuis (alles gesloopt in de vorige eeuw) lagen zelfs gedeeltelijk op de nieuwe rijksweg. Voorheen was de tegenwoordig nog bestaande Hoogstraat de eeuwenoude doorgangsweg Venlo-Roermond waaraan ook de Oude Markt lag en enkele herbergen (nu nog altijd café of restaurant). De voormalige provinciale weg is nu een lokale gemeenteweg geworden sinds de doorverbinding (2002) naar de Zuiderbrug over de Maas van de A73 die ten oosten van Tegelen-centrum loopt.
Ten gevolge van het Verdrag van Londen werd in 1839 de provincie Limburg in twee stukken verdeeld, waarbij Tegelen bij Nederland kwam.
Moderne geschiedenis
Smalspoorviaduct in buurtschap Egypte waaronder vroeger een kleitramspoor liep.
Kleitrammetje dat nu bij Kasteel Holtmühle tentoongesteld staat.
Tegelen ontwikkelde zich rond deze tijd tot een regionaal industriecentrum. Van oudsher waren er al verscheidene pottenbakkerijen en pannen en steenbakkerijen; gedurende de middeleeuwen werden de stenen gebouwen in Venlo grotendeels met in Tegelen geproduceerde stenen gebouwd. Door de steeds groter wordende vraag naar deze producten werden er diverse nieuwe keramische bedrijven gesticht en er kwamen nu ook ijzergieterijen bij. Later kwam hier de dranken- en tabaksindustie bij en na 1900 tuinbouw. In 1865 werd aan de Parallelweg een spoorwegstation op de spoorlijn Maastricht – Venlo geopend (in 1997 werd aan de Drink een nieuw Station Tegelen gebouwd). Vanaf midden 19e eeuw groeit de Tegelse industrie zeer snel, vooral de metaal- en kleiwarenindustrie. In 1888 werd de tramlijn Venlo-Tegelen-Steyl in gebruik genomen, de eerste tramlijn van Limburg, eerst als paardentram en vanaf 1910 als motortram. In 1918 werd de tramlijn opgeheven. De twee Deutz-locomotieven werden verkocht aan de Russel-kleigroeve en waren tot 1934 als kleitram in gebruik. Als eerste in de regio kreeg baksteenfabriek Canoy-Herfkens in 1893 toestemming voor de aanleg van een 900 mm smalspoor voor de aanvoer van potaarde. Andere fabrieken, kleigroeves en voor enkele jaren zelfs een bruinkoolgroeve (de NV Leemhorst) volgden. Tot aan de jaren zestig werd zo een groot gedeelte van het buitengebied van Tegelen doorkruist door kleitramspoortjes en waren de op gezette tijden voorbij rammelende tremkes een vertrouwd gezicht voor de Tegelenaren. Deze spoorlijntjes zijn nu allang verdwenen (vrachtwagens namen het kleitransport geleidelijk over) maar enkele smalspoorviaducten en tunnels in het buurtschap Egypte bestaan nog en zijn nu rijksmonumenten. In 1911 werd aan de Kerkstraat het gebouwencomplex voor de Rooms-katholieke Volksbond en Verbruiksvereeniging “de Volharding” gerealiseerd. In 1924 kreeg Tegelen haar eigen krant met de naam Tegelsche Courant. Het eerste nummer verscheen op zaterdag 30 juli 1924 en een halfjaarabonnement kostte destijds 75 cent. Tegenwoordig verschijnt de krant onder de naam Tegelse Courant nog steeds, maar is deze omgevormd tot een gratis verspreid wekelijks huis-aan-huisblad, uitgegeven door de Nederlandse Weekbladen Groep (NWG).
Tegelen kreeg pas laat een goede infrastructuur. De twee watertorens in Tegelen werden in de 20e eeuw gebouwd. In 1908 bouwden de paters van Steyl de eerste watertoren toen ze hun kloosters van een waterleiding voorzagen. Op 22 juni 1931 werd het Tegelse waterleidingsbedrijf opgericht en met de bouw van de watertoren op de Heide in 1938 was het leidingnet voltooid. In 1921 werd het Tegelse elektriciteitsnet in bedrijf genomen. Een riolering werd in de jaren 30 aangelegd. Na de oorlog werden ook de laatste wegen verhard.
Tweede Wereldoorlog
In de vroege ochtend van 10 mei 1940 begon de Duitse aanval op Nederland. Bijna alle Maasbruggen, waaronder die van Venlo, konden door de Nederlanders worden opgeblazen, maar toch wisten de Duitsers op diezelfde dag vrijwel geheel Limburg te veroveren. Onder toeziend oog van de Duitse bezetter werd in november 1940 het Oorlogsmonument Tegelen onthuld, ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de ondergang van de Nederlandse mijnenveger Hr. Ms. Willem van Ewijck in 1939, waarbij 30 bemanningsleden om het leven kwamen. De uit Tegelen afkomstige stoker 3e klas Henk Peters was een van de slachtoffers. Het monument met de naam ‘Ik zal handhaven’ was waarschijnlijk het eerste oorlogsmonument voor slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd door een nieuwe bestuurtechnische indeling het bestuur van de bezette gemeente Tegelen overgenomen door de “Ortsgruppe Tegelen” van de NSDAP, waardoor Tegelen een Duitse gemeente werd. Waarschijnlijk grepen de nazi’s terug op het Gulikse verleden van Tegelen en meenden ze de ‘onterechte’ toewijzing van Tegelen aan Nederland ongedaan te moeten maken. De Duitse Ortsgruppenführer Potthof werd aldus korte tijd, tot aan de bevrijding, de nieuwe burgemeester; hij arriveerde op 8 september 1944 op het in 1940 door architect Frits Peutz ontworpen nieuwe gemeentehuis.
Gedurende de winter van 1944/1945 lag Tegelen in de frontlinie: de geallieerden hadden de linker Maasoever in handen en de Duitsers hielden stand aan de rechteroever. Voortdurend werd er heen en weer geschoten met artillerie waarbij onder andere de Sint-Martinuskerk en de nabijgelegen pastorie zwaar beschadigd werden. Verschillende gebouwen werden helemaal verwoest door afgedwaalde bommen en tientallen woningen brandden uit. Hierdoor bracht de Tegelse bevolking noodgedwongen de laatste oorlogswinter in kelders en geïmproviseerde schuilplaatsen door. Verschillende Tegelenaren werden dodelijk getroffen door granaattreffers in hun schuilplaats of door geweervuur als ze voedsel probeerden te halen.
Na de bevrijding op 1 maart 1945 werd de inlijving bij Duitsland ongedaan gemaakt. Sindsdien hoort Tegelen weer bij Nederland.
Recente geschiedenis
Schoorsteen van de verdwenen baksteenfabriek Canoy-Herfkens.
Tijdens de oorlog werden meer dan 50 huizen verwoest, waaronder de monumentale panden Lengs (dubbele villa), Huize Gusto en het oude handelshuis Gubbels aan de Maas. Na de oorlogstijd was er in Tegelen een groot tekort aan woningen, wat in de jaren daarna alleen maar groter zou worden: In 1945 waren er 2059 woningen voor 2460 gezinnen en in 1950 slechts 2239 woningen voor 2916 gezinnen, wat betekende dat toen 45% van de gezinnen samenwoonden. (677 gezinnen die bij een ander gezin inwoonden, dus 1354 samenwonende gezinnen)In 1957 werd het oude gemeentehuis op het Wilhelminaplein gesloopt en twee jaar later werd Thisse’s sjop, de laatste Tegelse dakpannenfabriek oude stijl afgebroken.In 1962 werd kasteelboerderij Wambach gesloopt om plaats te maken voor de kleigroeve van Russel-Tiglia en in 1967 brandde de laatste watermolen van Tegelen af (de Holtmeule (houtmolen) bij kasteel Holtmühle). Vanaf de jaren 50 werden onder de burgemeesters Pesch en vooral diens opvolger Rutten vele karakteristieke panden in het centrum gesloopt. Het toenmalige Dagblad voor Noord-Limburg schreef over dit zogenaamde “Komplan”: “ambitieuze bestemmingsplannen uit de jaren 50 en 60 die nu als “grootheidswaanzin” worden bestempeld, moesten van Tegelen een belangrijke grensplaats maken ….. De kern werd niet ingrijpend gewijzigd, maar gewoon weggevaagd.” Onder de sloophamer verdwenen, ondanks protest van verschillende actiegroepen van Tegelenaren, historische panden zoals het Witte Huis (1972), Scala Theater/Studio B (1973), Het Wapen van Tegelen (1975), café-restaurant Wilhelmina (later de Tegel genoemd, 1978), pand Steeghs (1979), pand Thissen (de voormalige herberg die Napoleon zou hebben bezocht, 1979), villa ’t Ing (1980) en vele andere panden uit de 18e en 19e eeuw op de Grotestraat, Kerkstraat en het Wilhelminaplein. Zo bleef Tegelen, na deze kaalslag, zitten met een onsamenhangend centrum waar eigenlijk niemand tevreden over was. Vele oudere Tegelenaren dachten met weemoed terug aan het gezellige vooroorlogse dorpscentrum. Recent probeert men met een nieuw ‘centrumplan’, waarbij men een deel van het vooroorlogse bebouwingsplan wil herstellen, weer wat meer gezelligheid in het centrum te brengen.
Vlag van Tegelen tot 1955
Na de jaren vijftig nam het aantal fabrieken in Tegelen gestaag af. In de jaren zestig werd ten westen van ijzergieterij de Globe, bekend van haar putdeksels, de voorheen vrijwel onbebouwde vlakte Alendveld volgebouwd en ontstond de wijk de Alland, waar in 1969 het Tegelse openbare zwembad werd aangelegd. In 1986 werden de gebouwen op het Globe-terrein gesloopt voor de uitbreiding van de wijk Alland (heden Nieuw-Steyl) en in de jaren negentig waren alle ijzergieterijen uit Tegelen verdwenen, alleen een aluminiumgieterij bestaat nog. Van de kleiwarenindustrie, inmiddels overgegaan in internationale handen, zijn nog drie dakpannenfabrieken over. Ook verdwenen zijn de tabaksindustrie, stokerijen en Canoy-Herfkens, een van de oudste steenfabrieken van Nederland en lange tijd marktleider op het gebied van de fabrieksschoorsteenbouw. Alleen de uit 1895 stammende fabrieksschoorsteen, een rijksmonument, staat er nog.
Vlag van Tegelen van 1955 tot 1991
Rond kerstmis 1993 zorgde de extreem hoge waterstand van de Maas ervoor dat aanzienlijke delen van Tegelen onder water kwamen te staan. De aanleg van een dijk voorkwam dat dit amper een jaar later in januari 1995 weer gebeurde: enkel een klein gedeelte van Steyl, dat slecht te beveiligen was tegen de hoge waterstand, had toen last van wateroverlast.
Op 1 januari 2001 vond een reeks bestuurlijke herindelingen plaats in Noord-Limburg. Tegelen werd met Belfeld en een deel van Grubbenvorst toegevoegd aan de gemeente Venlo.
Kerkelijke en kloostergeschiedenis vanaf 1875
De uit het Duitse Goch afkomstige (sinds 2003 heilige) Arnold Janssen wilde in eerste instantie een missiehuis in eigen land stichten. Hij kreeg daar echter geen gelegenheid toe omdat de katholieke kerk daar destijds door de regering van Otto von Bismarck werd vervolgd; de zogenaamde Kulturkampf. Hij week daarom uit naar het naburige Nederlands Limburg en in Steyl richtte hij vanaf 1875 drie congregaties op. Dit waren de Gemeenschap van het Goddelijk Woord (Societas Verbi Divini of SVD), de Dienaressen van de Heilige Geest (Blauwe Zusters) en de Dienaressen van de Heilige Geest van de Altijd Durende Aanbidding (Roze Zusters). Naast het Missiehuis St. Michaël, het Klooster van het Heilig Hart en het Klooster van de Heilige Geest werd ook een grote drukkerij gebouwd. Als gevolg van de Kulturkampf kwamen ook andere kloosterordes de grens over, zoals de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid, die in 1876 het paleisachtige landhuis van de weduwe van Leopold Moubis-de Rijk aankochten en dit ombouwden tot het St. Jozefklooster. Zo groeide Steyl in de loop van de 19e en 20e eeuw uit tot het kloosterdorp dat het nog altijd is.
In 1875 vestigden zich in kasteel de Munt de Benedictinessen van het Heilige Sacrament en in 1884 bouwde de Trappistenorde der Hervormde Cisterciënzers op de Heide het Abdijhof Uelingsheide. In 1889 vestigden de Zusters van Onze Lieve Vrouw zich in het landhuis de Nieuwe Munt (St. Juliaklooster), dat tussen 1893 en 1906 diverse malen werd uitgebreid.
Tegelse Sint-Martinuskerk
In 1829 werd de Sint-Martinuskerk met een door koning Willem I verleende subsidie van 1000 Nederlandse gulden gerepareerd. In 1894 werd het kerkgebouw ingrijpend gerestaureerd. Vier jaar later, op 31 augustus 1898 bij de inhuldiging van Koningin Wilhelmina, brandde de toren en het dak van de kerk af door in de toren afgestoken vuurwerk. Tegen de resten van de toren bouwde de in Tegelen geboren architect Caspar Franssen het huidige kerkgebouw. Koningin Wilhelmina schonk 10.000 gulden aan de kerk voor de wederopbouw. In 1931 werd de parochie van het Heilig Hart van Jezus opgericht, in 1933 gevolgd door de parochie Heilige Rochus te Steyl. In de jaren 1949 ontstond ook nog de Sint Josephparochie en in 1956 werd Tegelen niet langer ingedeeld bij het dekenaat Venlo, maar werd een zelfstandig dekenaat, waartoe ook de parochies van Belfeld, Beesel en Reuver behoren. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie en de roerige jaren 60 echter heeft de ontkerkelijking ook in Tegelen fors toegeslagen en steeds minder katholieken bezochten jaarlijks de kerk. Tegenwoordig is er in heel Tegelen (inclusief Belfeld) nog maar één pastoor die als hoofdkerk de Sint-Martinuskerk bedient. De Sint-Josephkerk werd in 2009 gesloten en ook de Heilig Hartkerk en de Sint-Rochuskerk van Steyl hangt dit lot boven het hoofd.
Ontstaan in 1927 vanuit een kleinschalig Sint Franciscusspel worden sinds 1931 in het openluchttheater De Doolhof de Tegelse passiespelen opgevoerd, vanaf 1975 om de vijf jaar.
In 1914 vroeg de toenmalige burgemeester Carel van Basten Batenburg aan de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid om een ziekenhuis aan de Schoolstraat te bouwen. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak kwam het werk stil te liggen. Uiteindelijk werd het eerste Tegelse ziekenhuis in 1927 opgeleverd. In 1964 werd het nieuwe St.Willibrord ziekenhuis (met een groot mozaïek van Daan Wildschut) aan de Raadhuislaan geopend. In 1970 kwam na langdurig overleg de fusie tot stand met het St.Jozefziekenhuis in Venlo en in 1984 werd het nieuwe St.Maartensgasthuis geopend. Het oude ziekenhuisgebouw is nu in gebruik als bejaarden annex verpleeghuis Martinushof.
industrie en sociale verhoudingen
Rijksmonument Villa Maria, een voormalige fabrikantenvilla.
Het economische en sociale leven werd voor de Tweede Wereldoorlog beheerst door een klein aantal fabrikantenfamilies die elkaar de bal toespeelden. Een berucht voorbeeld van hoe dezen hun werknemers behandelden en in hun macht hielden is een affaire die speelde in de Eerste Wereldoorlog. De kleiwarenfabrikanten beweerden dat ze door de economische blokkade van Duitsland bijna failliet waren en dat ze alleen konden overleven door de toch al magere lonen drastisch te verlagen. De arbeiders gingen in staking maar op een gegeven moment was de stakingskas leeg. Door bemiddeling van de Tegelse geestelijkheid gingen de arbeiders weer aan het werk, maar wel tegen een zeer schamel hongerloon. Achteraf kwam naar buiten dat de fabrikanten nooit op het punt van faillissement hadden gestaan maar daarentegen exorbitante winsten hadden opgestreken door hun zeer lage loonkosten. Dat ze inderdaad flink verdienden is nog steeds te zien aan de enorme villa’s die deze fabrikanten bewoonden en die nog her en der in Tegelen staan. De meeste van deze grote villa’s, verkocht door de voormalige fabrikantenfamilies die na hun ‘gouden jaren’ veelal in kapitaalkracht sterk achteruitgingen, hebben nu geen woonfunctie meer maar zijn in gebruik als kantoor, hotel en dergelijke.
Keramische industrie
De oudste industrie in Tegelen is natuurlijk de keramiekindustrie, die zo oud is als Tegelen zelf. Waarschijnlijk zijn er sinds de Romeinse tijd en hierop volgende middeleeuwen continu steen- en pottenbakovens in bedrijf geweest waarvan de producten in de wijde omgeving werden gebruikt. Hiervan getuigen echter slechts archeologische sporen die tot op heden bewaard bleven. Beter gedocumenteerd in behouden gebleven archiefmateriaal sinds de late middeleeuwen en Nieuwe Tijd zijn de tientallen werkplaatsen en (later) fabrieken die allerlei keramische waren produceerden:
– Potten – Tussen 1820 en 1835 waren de Tegelse pottenbakkerijen zeer succesvol, maar nadat Petrus Regout in Maastricht de Koninklijke Sphinx (1834) oprichtte werden vele bedrijven in Tegelen gesloten.
– Bakstenen – Al in de 15e eeuw werd er in de plaatselijke “Waterrieth” klei afgegraven, het zogenoemde “tichelen”, om hiermee stenen te bakken voor onder andere de bouw van de derde Sint-Martinuskerk rond 1430. Maar ook voor de monumentale gebouwen van Venlo werd hoogstwaarschijnlijk voornamelijk Tegelse baksteen gebruikt. Rond 1880 waren er vele veldovens en twee ringovens in Tegelen in gebruik.
– Dakpannen – In 1773 werd de eerste pannenfabriek sinds de Romeinse tijd opgericht. In 1812 waren er drie fabrieken en in 1863 al twaalf. Het hoogtepunt van deze industrie lag rond 1890, toen er zo’n dertig pannenfabrieken waren. Heden ten dage zijn er nog enkele dakpannenfabrieken in Tegelen gevestigd.
Metaalbewerking
Rond 1850 werd in Tegelen de eerste metaalgieterij opgezet. Het aantal metaalbewerkingsbedrijven groeide gestaag en in 1950 werkten meer dan 2000 personen in de Tegelse metaalindustrie. De laatste jaren zijn veel van die bedrijven verdwenen.
Tabaksindustrie
In de eerste helft van de 19e eeuw ontstonden in Tegelen diverse tabaksfabrieken die hun grondstof, gedroogde tabaksbladeren, verkregen uit Amerika maar ook uit de koloniën in Nederlands-Indië. Er waren sigaren-, sigaretten- en roltabakfabrieken met namen als De Oude Kruier, De Tabaksplant, Puccini en De Krullebol.
Bierbrouwerijen, stokerijen en dankenhandel
In de 15e eeuw bezat Tegelen al een bierbrouwerij. In 1734 waren er elf stokerijen en distilleerderijen, daar er in het naburige Hertogdom Gelre hoge accijnzen op sterkedrank werden geheven. Vanaf de 18e eeuw waren er wijnhandels in Tegelen. Sinds 1886 werden in de mineraalwaterfabriek de Snelle Sprong tafelwaters en limonades uit Tegels bronwater gemaakt. Na de Tweede Wereldoorlog ging de fabriek ten onder.
Watermolens
In Tegelen bevonden zich al in de middeleeuwen verschillende watermolens.
*) De graanmolen van kasteel Wambach, aan de Molenbeek, werd al voor 1326 gebouwd en bestond in 1794 nog. Tegenwoordig is zowel de molen als het omgrachte kasteel verdwenen.
*) De geërfden-molen aan de Molenpas bestond tot 1662. In dat jaar werd de Mulbeek definitief naar Venlo geleid, waardoor de molen niet meer genoeg water kreeg.
*) De “Holtmeule” (houtmolen) met houtzagerij bij kasteel Holtmühle was waarschijnlijk even oud als het oorspronkelijke kasteel, ongeveer 700 jaar dus. In 1967 brandde de molen volledig uit.
Verstuur reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.