Koninklijk Toonkunstkoor Orpheus is een gemengde zangvereniging in Blerick.

Orpheus werd in 1887 op initiatief van kapelaan Gitmans opgericht als mannenkoor en is de oudste culturele vereniging van Blerick. De eerste voorzitter werd notaris Clercx, terwijl de kapelaan de muzikale leiding op zich nam. Nadat de kapelaan al een jaar na de oprichting naar Venray vertrok, volgden talrijke dirigentenwisselingen. Pas vanaf eind 1902 was er wat dat betreft stabiliteit. Hoofd der school W. Roncken fungeerde tot 1935 als dirigent. Onder zijn leiding gaf Orpheus vele concerten en nam deel aan tal van festivals.

Op 15 augustus 1926 deed het koor voor het eerst mee aan een concours. Drie jaar later, op 15 augustus 1929, wist het al zo’n concours te winnen. Met Hymne an die Musik van Lachner en Het Lied van den Arbeid van Wierts behaalde Orpheus in Eindhoven in de tweede afdeling de eerste prijs met lof der jury. Het aantal punten bedroeg 357. Het koor had daarna de smaak van het ‘wedstrijdzingen’ te pakken, want op initiatief van Orpheus werd in 1931 de ‘Bond van Midden-Limburgse Zangverenigingen’ opgericht, die elk jaar twee toernooien hield.

Twee jaar later zette de Blerickse zangevereniging een nieuwe stap in zijn muzikale ontwikkeling. De mannen zongen op Tweede Kerstdag in 1933 het Weihnachtsoratorium van Müller samen met een inderhaast geformeerd dameskoor. Dat beviel zo goed dat in de jaren daarna geregeld gezamenlijke uitvoeringen werden gegeven. Uiteindelijk traden de dames in 1937 tot Orpheus toe en was het voortaan een gemengd koor.

Het koor stond inmiddels onder leiding van Cees de Rooy. De oude dirigent, W. Roncken, had hem in 1935 voor de post gestrikt, zodat hijzelf zich na zijn lange staat van dienst voortaan als directeur wat op de achtergrond kon houden. De Rooy op zijn beurt haalde in 1938 de jonge dirigent Peter Schnitzler naar het koor. Deze hield tot 1957 de muzikale leiding in handen en gaf de eerste aanzet tot het specialisme van Orpheus: het uitvoeren van grote werken zoals opera’s. In 1957 nam Anton van Deursen de dirigeerstok van Schnitzler over. Hij leidde het inmiddels Koninklijk Toonkunstkoor Orpheus (in 1948 was het koor lid geworden van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst en kreeg het van koningin Wilhelmina het predikaat ‘Koninklijk’) geheten gezelschap tot 1967. Na hem kwamen Piet Kingma (1967-1977), Jos van Eyck (1977-1980), Piet Kingma (1980-1989) en José Doodkorte (1989 tot heden). Onder hun leiding werden in de tijdsspanne tussen 1957 en 1994 grote successen behaald.Bijzonder geslaagd was in de periode Van Deursen bijvoorbeeld de uitvoering van Le Roi David van Honegger te Klagenfurt en in de eerste periode Kingma De Kinderkruistocht van Pierné te Venlo en Amsterdam. In Kingma’s tweede periode behoorde het tweemaal ten gehore brengen van de opera De Slaapwandelaarster van Bellini (in 1982 en 1985) tot de hoogtepunten. Bij de viering van het honderd jarig bestaan in 1987 werd nog eens teruggegrepen naar De Kinderkruistocht.

Ook componeerde Orpheus-dirigent Kingma speciaal voor het jubileum zijn Rilke-lieder, gebaseerd op drie gedichten van de Duitse dichter Rainer Maria Rilke. In verband met het jubileum werd bovendien het zomercongres van de Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst in Theater de Maaspoort in Venlo gehouden. Onder leiding van Doodkorte voerde Orpheus in 1990 Carmina Burana van Carl Orff uit, in 1992 (begeleid door het Limburgs Symphonie Orkest) het Requiem van Mozart en in 1994 het oratorium Elias van Felix Mendelsshohn. Het ledental van het toonkunstkoor bereikte bij de jubileumviering in 1987 zijn top. Toen waren er 150 zangers en zangeressen. In de jaren daarna liep dat aantal enigszins terug.

Bron: Blerickclopedie

Geef een reactie