Vanaf de 13e eeuw verschenen Italiaanse kooplieden steeds vaker als bankiers in de Europese steden. Ze speelden een steeds belangrijkere rol in zowel kredietverlening als handel. Hierin waren ze superieur aan autochtone handelaren, zowel door grotere vaardigheden in de geldhandel als door grote kapitaalsvermogens. Bovendien werden ze vanaf de 14de eeuw specifiek gepromoot door heersers in de regio’s. In die eeuw konden ze ook de financiële markten binnendringen. Alle Italianen in de geldhandel, ongeacht hun feitelijke oorsprong, werden Lombarden of Lombards genoemd. De meeste Lombarden kwamen echter voornamelijk uit Asti en Chieri.

Italiaanse handelaren hadden in de dertiende eeuw al superieure methoden voor financieel beheer ontwikkeld, zoals de betalingsoverdracht over grote afstanden door middel van facturen en factureringsprocedures om de betalingstransacties met verschillende soorten munten af te handelen. In het kader van de handel voor de wol- en lakennijverheid waren deze technieken onmisbaar geworden.

Het ontbrak de lokale zakenmensen aan kennis en muntkapitaal om deze handel aan te kunnen. Bovendien veranderden de bestuurlijke structuren onder de territoriale heersers. Militaire en politieke taken werden in toenemende mate gereguleerd door financiële transfers. Men spreekt van een commercialisering van het bestuur, waarbij ook de territoriale heren muntgeld mis liepen.

De lombard, zoals de bank van de Lombarden werd genoemd, was actief in de overdracht van fondsen, kleine en middelgrote kredietverstrekkingen en in het verstrekken van grote leningen aan landerijen. In het laatste geval trad ze meestal op als een consortium. Dit gaf een grote lening aan een soeverein en kreeg daardoor het privilege om douane- en belastingwetten van deze soeverein te beheren en zo de lening samen met rente te incasseren. De deelnemende Lombards werden aldus onderdeel van de territoriale financiële heerschappij. Vaak fungeerden nobelen van het territorium als bemiddelaars. Lombardkredieten waren meestal kortlopend en hoogrenterend.

Aan het begin van de 15e eeuw slaagden binnenlandse kooplieden en bankiers er steeds beter in om moderne methoden voor het creëren van geld te verwerven en grotere hoeveelheden kapitaal te bijeen te brengen. Tegelijkertijd veranderde de kredietverstrekking in de stedelijke gebieden. Kortlopende hoogrenderende leningen, zoals aangeboden door de Lombards, verloren in betekenis door langetermijnleningen met een laag rendement, zoals lijfrente en inkomen. Hierdoor was het niet nodig om langer afhankelijk te zijn van de Lombards.