Martinuskerk Tegelen
De Sint-Martinuskerk in Tegelen is de hoofdkerk van de gezamenlijke parochies van Tegelen, Steyl en Belfeld. De kerk is genoemd naar de heilige Sint Martinus.
Beschrijving
De Sint-Martinuskerk in Tegelen is een neogotische kruisbasiliek met vijfzijdig gesloten koor en een laatgotische toren van vier geledingen met ingesnoerde spits. Het huidige kerkgebouw werd gebouwd in 1899-1900 naar een ontwerp van Caspar Franssen. De westtoren werd in 1956 met een geleding verhoogd.
Geschiedenis
Volgens de overlevering werd de eerste kerk in Tegelen rond 720 gesticht door de heilige Plechelmus van Sint Odiliënberg en was ze toegewijd aan Sint-Martinus. Dit eerste kerkje was waarschijnlijk een klein rechthoekig houten gebouw. Het werd uiteindelijk door een brand verwoest. De Sint-Martinuskerk was een zogenaamde ecclesia matrix oftewel moederkerk. Dit betekent dat het een parochiekerk was met volledige rechten. Volgens de registers van het dekenaat Wassenberg waren de kerken van Venlo, Kaldenkerken en de veel later gestichte kerk van Belfeld dochterkerken van de parochie Tegelen.
Omstreeks 990 kwam de verkleinde parochie Tegelen (verscheidene dochterkerken waren inmiddels zelfstandig geworden) onder het bisdom Luik. De parochie bleef deel uitmaken van het dekenaat Wassenberg, waar het van oudsher toe behoorde. Het dekenaat Wassenberg vormde weer een onderdeel van het aartsdiakonaat Kempenland. De tweede Sint-Martinuskerk was een stenen zaalkerkje en werd rond 1150 gebouwd. Rond 1430 werd er een kerkgebouw in laatgotische stijl gebouwd die tot ver in de 19e eeuw zou blijven staan. Dit was de derde Sint-Martinuskerk: ze was 30 meter lang, 16 meter breed en had een gewelfhoogte van 12 meter. De toren was ongeveer 32 meter hoog.
Toen in 1559 door de Spanjaarden in de Nederlanden nieuwe bisdommen werden opgericht wilde men Tegelen indelen bij het bisdom Roermond. Maar omdat Tegelen niet onder Spaans gezag viel bleef de parochie tot het bisdom Luik behoren. Kasteelheer Frans van Holtmeulen drong in 1563 de gereformeerde predikant Clementius aan de parochie op. In 1571 werd Belfeld, dat deze protestant niet zag zitten, door de bisschop van Roermond tot zelfstandige parochie verheven. De grotendeels katholieke Tegelenaren wisten in 1575 met hulp van de hertog van Gulik de predikant te verdrijven.
Aan het begin van de 19de eeuw kwam Tegelen door toedoen van de Fransen te vallen onder het nieuw opgerichte bisdom Aken. Dit bisdom werd in 1821 door Paus Pius VII opgeheven, waarna de parochie Tegelen onder administratuur van Luik kwam. Dit duurde tot 1833, toen Tegelen bij het nieuw opgerichte dekenaat Venlo werd gevoegd. Nadat de Nederlandse regering in 1839 de onafhankelijkheid van België had erkend, werd Tegelen, en de rest van Limburg, door een apostolisch administrator bestuurd. Men wilde namelijk niet dat het nu Belgische bisdom Luik geestelijke macht op Nederlands grondgebied zou uitoefenen. In 1853 werd Venlo (en dus ook Tegelen) ingedeeld bij het zojuist opgerichte bisdom Roermond. In 1894 werd het kerkgebouw gerestaureerd. Vier jaar later, op 31 augustus 1898 bij de inhuldiging van Koningin Wilhelmina, brandde de toren en het dak van de kerk af door in de toren afgestoken vuurwerk. Tegen de resten van de toren bouwde Caspar Franssen het huidige kerkgebouw. Het heeft een lengte van 50 meter, een dwarsschip van 30 meter en de hoogte van het gewelf van het middenschip is 17 meter.
In 1931 werd de parochie van het Heilig Hart van Jezus opgericht, in 1933 gevolgd door de parochie Heilige Rochus te Steyl waardoor Sint-Martinusparochie kleiner werd. In de jaren 1949-1950 ontstond ook nog de parochie van Sint-Jozef, wat weer een verkleining inhield. In 1956 werd Tegelen een zelfstandig dekenaat, waartoe ook de parochies van Belfeld, Beesel en Reuver gingen behoren.
De kerktoren werd in de Tweede Wereldoorlog door geallieerde beschietingen op 1 en 3 december 1944 en 1 maart 1945 behoorlijk beschadigd. Pas in 1956 werd de toren hersteld en verhoogd tot de huidige hoogte van 68 meter.
Klokken
De 15e eeuwse klokken van de Sint-Martinuskerk gingen in de Tachtigjarige Oorlog verloren. In 1609 werd de grote klok gegoten door Jan van Trier, met het opschrift :“Maria heisse ich – Lebendige ruf ich – Todten beschrei ich – Jan von Trier hatt mich gegossen anno 1609”. In 1618 werden nog twee klokken gegoten, namelijk een kleine klok en een zogenaamd “klimpke”. De kleine klok werd in 1830 en het klimpke in 1800 opnieuw gegoten. Alle klokken smolten in de brand van 1898, van de resten werd de nu nog in gebruik zijnde sacristiebel gegoten. Tijdens de Sint-Maartensviering op 11 november 1900 kreeg de kerk nieuwe klokken met de namen Maria, Joseph, Martinus en het “klimpke” Joannes. De laatste hangt niet in de klokkentoren, maar in de dakruiter. Het klimke heeft als opschrift: “Ut Joannes in deserto sum – Voco populum ad deum”. (Evenals Johannes ben ik in eenzaamheid – Ik roep het volk tot God)
Op 30 november 1942 werden de klokken door de nazi’s uit de toren geroofd, op het “klimpke” na. In 1947-1948 kreeg de Sint-Martinuskerk vier nieuwe klokken met de volgende inscripties:
- Grote klok (1947): “Quod hostes vitulerunt – Parochiani reddiderunt – Et Mariam me vocaverunt” (Wat de vijanden roofden – hebben de parochianen – teruggegeven en mij Maria genoemd)
- Middelste klok (1947): “Aetitui eccl. ad. st. Martinum – X post raptum sacrilegum pie – Me d.d. et Jesephum vocaverunt” (Na de heiligschennende diefstal – hebben mij, met vroom gemoed – aan de St.Martinuskerk geschonken en mij Joseph genoemd)
- Kleine klok (1947): “Pace restituta me Theresiam d.d.” (Na het herstel van de vrede hebben X mij Theresia gegeven)
- Zware klok (1948): “Qui vocor Martinus – Patrones loci fideles – Quaviter sonitans – Invito vocoque” (Ik, die Martinus wordt genoemd – patroon van de plaats, nodig uit – en roep de gelovigen met mijn – zware klank)
De klanken van de klokken zijn afgestemd op de aanhef van het Te Deum.
Inventaris
In het gebouw bevinden zich onder andere:
- Fragmenten van een romaans doopvont met drakenversiering (± 1100, nu ingemetseld in de noordgevel van de toren)
- Groot houten madonnabeeld met engelen (± 1500)
- Houten heiligenbeeldbeeld van de H. Lucia (16e eeuw)
- Wijwatervat (17e eeuw)
- Kruisbeeld (17e eeuw)
- Koperen doopvont (± 1800)
- Sacristiebel (1900)
- 63 gebrandschilderde ramen van atelier Nicolas (1912)
- Vleugelaltaar ontworpen door Jos Windhausen (1928)
- De kruisweg door Pieter Geraedts (1938)
In 1798 kreeg de kerk het orgel van de voormalige Munsterabdij in Roermond. Tijdens de brand van 1898 ging dit verloren. In 1905 werd door Nöhren Roermond een nieuw tweemanuaals orgel geplaatst. In 1956 werd dit door Gebr.Vermeulen uit Weert ingrijpend gewijzigd.
Status: Rijksmonument
Verstuur reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.