Het Sint-Bernardusgilde is opgericht in 1429. Vanaf dat jaar mocht niemand in en rondom Venlo malen of olie slaan zonder lid te zijn van het gilde. Ook zij die in de stad granen of zaden kwamen halen en in een van de omliggende dorpen woonden moesten lid zijn van het gilde.

De leden mochten niet voor geld malen of olie slaan. De molenaars kregen een maalloon, te weten eenzelfde hoeveelheid koren als werd gevraagd om te malen. Ook moesten de leden een mantel (laten) maken, die zij op Palmzondag klaar moesten hebben om te dragen in de processie.

Marcelis van Beringen wordt in 1568 genoemd als lid van het molenaars- en olieslagersgilde.

Leonardus van Lom wordt als lid sinds 1588 van het St. Bernardus Gilde genoemd.

In december 1598 lieten de gildemeesters met goedkeuring van de magistraat beslag leggen op de molenkar van Thijs Aengen Huijs in Bree, omdat hij meel naar de stad had gebracht zonder lid te zijn van het gilde en bovendien geen burger van Venlo was. Hij moest één ton bier betalen.

Vanaf 1610 moesten alle leden ook een nieuwe leren emmer aan de stad leveren voor het blussen van branden.

Het Dekenaat Venlo heeft een aantal persartikelen in bezit van H. op de Laack over de Broederschap van de H. Bernardus en de H. Apollonia (= gilde van de zakkendragers). Het gilde is uiterlijk in 1796, in de Franse tijd, opgeheven. Alle bezittingen werden verbeurd verklaard.

Geef een reactie