Oorlogsherinneringen deel 6: De arrestatie
Over de periode 1939-1945, opgetekend door Constant van Meegeren die bij het begin van de oorlog 17 jaar oud was.
Arrestatie
De zomer van 1944 bracht het gebruikelijke oogstwerk. In de loop van september veranderde de situatie. De befaamde corridor naar Nijmegen was niet zo ver van ons vandaan. Het krijgsgeweld rond Overloon was in Sevenum duidelijk te horen. Naarmate het front vanuit het westen naderde werd het voor ons onderduikers steeds lastiger. Er kwamen steeds meer duitse militairen in zicht. Om ons te verbergen was er in de buurt bij een boer een holte gemaakt in de turfstapel die daar lag in de zogenaamde “schop”(een loods die aan een kant helemaal open was en waarin de kar, de turf en de ploeg een plaats vonden). De ingang was zeer listig in de schuur verborgen. Inmiddels hadden Frans en ik gezelschap gekregen van Paul Closset uit Maastricht en van Paul Heynen (die in werkelijkheid Nol Drielsma heette) uit Vaals.Wij noemden Nol meestal Zepi, waarom weet ik niet. Op een gegeven moment kregen wij gezelschap van twee Amerikaanse piloten die met hun aangeschoten vliegend fort kort voor het front een noodlanding moesten maken. Na een aantal dagen zijn de piloten opgestapt omdat ze op eigen gelegenheid verder wilden wilden. We hebben er later nooit meer wat van gehoord.
Toen we hoorden dat er overal Duitse militairen werden ingekwartierd moesten wij ons turfhol verlaten, staken de weg over en trokken in de achterste kippenkooi van Piet. Voor de kippen is in zo’n kooi een verhoog gemaakt, waar ze op gaan zitten om te slapen. Daar overheen lag een stapel hooi, zodat wij een holte hadden over de hele breedte van de kooi. Pulle Kuub die al een eind in de zestig was (te oud voor de Arbeitseinsatz) kwam ons regelmatig fourage brengen.Wij kortten de tijd met lezen, kaarten en slapen. Op een gegeven moment liet Piet een briefje bezorgen dat er onder het hooi “wat” lag en dat “wat” moesten we zo snel mogelijk in de wei begraven. Er kwam een geladen pistool te voorschijn. Maar goed dat we dat ding konden laten verdwijnen!
In een van de eerste dagen van november had een Spiesz (een drilsergeant) van de SS kennelijk iets in de gaten. Hij was precies aan de overkant van de straat ingekwartierd. Een bulderende stem sommeerde ons om tevoorschijn te komen.We werden afgevoerd naar een Schreibstube waar de bewoners ons tot hun grote schrik zagen binnenkomen. Daarna verscheen er een enigszins mank lopende SSer die opdracht kreeg om ons naar een volgende Schreibstube te brengen.Tot onze niet geringe verbazing verontschuldigde de man zich dat hij ons moest wegbrengen. Hij was van beroep Rijnschipper en had jaren op Rotterdam gevaren, alwaar hij goede bekenden had. Bovendien hoorden we dat hij gedwongen was om bij de SS te dienen. Op ons volgende adres voegde zich een tamelijk kleine donkerharige soldaat bij het gezelschap die vertelde dat hij kunstenaar was en zeer tegen zijn zin was opgeroepen. Let wel als zijn meerderen dat hadden gehoord was hij in een concentratiekamp terecht gekomen .Ik wist niet dat onze makker Nol joods was, maar de Duitser had dat kennelijk wel in de gaten en zei tegen hem: Sie sehen ja aus wie ein Rabbiner. Hij voegde er meteen aan toe dat hij niets tegen joden had, en gaf Nol de raad om zich te scheren voor hij door andere Duitsers werd verhoord. Bij ons volgende adres waar we heen gebracht is dat inderdaad gelukt.
Korte tijd later kwam er een auto voorrijden die ons naar de Boekend bracht. In een woonhuis waar Wehrmacht soldaten waren werden we zolang opgeborgen. De vrouw des huizes kende ons, zij was eerder hulp in de huishouding bij de familie Sanders geweest. De soldaten behandelde ons verder heel vriendelijk. Toen een van de soldaten naar buiten ging riep een maat tegen hem: Archibald guck mal ob den Frieden ausgebrochen ist!
Met een soort verhuiswagen ging het over de gammele Maasbrug naar Venlo. Wij werden afgeleverd bij het politiebureau( tegenwoordig een wooncomplex) en opgesloten in een cel. Van tijd tot tijd mocht je de binnenplaats op en daar leerden we onze medegevangenen kennen. In een van de cellen zat jhr Maarten Reuchlin en een spoorman. Reuchlin die maar een arm had was ingenieur bij Philips. Vanuit het vrije Eindhoven ging hij met de spoorman langs de rails in de Peel om te kijken of er misschien spoorwagons stonden met machines van Philips die door de Duitsers waren gestolen. Ongemerkt zijn ze door het front gelopen en liepen ze een Duitse wachtpost tegen het lijf. Zij werden in Venlo in de cel gestopt. Nadat Frans en ik ontsnapt waren zijn zij door de SD’er Richard Nitsch bij de Toeperweg vermoord en in een bomtrechter begraven. Toen Nitsch door knap speurwerk werd gevonden (hij ging verder door het leven als Feldwebel van de Wehrmacht) in Haarlem heeft hij de plaats van de moordpartij aangewezen.
Een tweede koppel bestond uit een PTT-man uit Roermond en een jongeman uit de buurt van Deventer. Die twee hadden overigens niets met elkaar te maken. Toen Sittard bevrijd was en Roermond nog niet had de PTT’er nog een bruikbare telefoonlijn naar Sittard. Daardoor was berichtgeving naar bevrijd gebied mogelijk. Waarschijnlijk is de PTT man door verraad in de gevangenis beland.
De jongeman uit Deventer ging als koerier door het front in de Peel bij Helenaveen en is bij zijn werk door de Duitsers betrapt. Beide mannen ondergingen het zelfde lot als de vorige twee. Ook zij vonden hun einde in een bomtrechter bij de Toeperweg. Er is een kruis ter herinnering geplaatst.