Oorlogsherinneringen deel 7: De Ontsnapping
Over de periode 1939-1945, opgetekend door Constant van Meegeren die bij het begin van de oorlog 17 jaar oud was.
Ontsnapping
Schuin tegenover het politiebureau lag de huishoudschool met daar tegenaan een mulo school. Met Frans en nog drie anderen werden wij onder bewaking naar de mulo gebracht om daar voor de heren SD’ers aardappelen te schillen. Op weg naar de school zag ik een jongen die ik kende. Wij vroegen hem om naar de Herungerweg te gaan om de familie te waarschuwen dat wij in het gevang zaten. De bewaker begon te brullen: Maul halten, es wird nicht gesprochen. De knaap is direct onderweg gegaan en korte tijd later verscheen Rinus. Hij had een Ausweis en kon zich vrijelijk op straat bewegen. De spreekkamer waar wij moesten schillen lag op de kopse kant van het gebouw. De Duitse wacht bevond zich om de hoek en ging daar heen en weer. Rinus vroeg verlof of hij even met zijn broers mocht spreken. Dat werd toegestaan als het maar niet te lang duurde. Rinus had een keurig ontsnappingsplan ontworpen. Hij zou terugkomen met enkele kleinere jongens, die werden opgesteld op diverse straathoeken die vanuit de muloschool te zien waren. Op een gegeven moment was het zover, de wacht was een eindje uit de buurt en wij klommen (op de klompen) uit het raam en liepen niet al te snel door de Wilhelminastraat naar de Goltziusstraat. Daar stond bij de familie Janssen de deur op een kier, en wij naar binnen.
Het was toen half november en wij zijn tot na de bevrijding van Blerick op 3 december daar gebleven. Op de nadering van het front trok de Sicherheits Dienst zich uit Venlo terug. Wij konden toen zonder gevaar naar huis gaan.
De bevrijding van Blerick ging met een enorme beschieting gepaard. In het ouderlijk huis sloegen 2 granaten in, een in het dak en een in de muur van de zitkamer. Rob die in die tijd thuis was had als missionaris in opleiding ook metselen geleerd. Hij heeft de kamermuur weer keurig netjes dicht gekregen.
De voedselsituatie werd steeds nijpender. Aanvoer was onmogelijk. Bovendien wilde de bezetter de bevolking van Venlo evacueren. Om brandstof te vinden gingen Frans en ik met een handkar naar de Schaapsdijkberg. Daar aangekomen troffen we een Duitse wachtpost aan die op het Mgr. Mutsaersoord moest passen.Wij vroegen hem of we wat hout mochten sprokkelen. Daar was geen bezwaar tegen.Toen de soldaat weg was hebben we uit de beschoeiing van een loopgraaf een stelletje prima palen getrokken. Op de terugweg kwamen we bij het Rienke opa tegen, hij kwam eens kijken hoe het ons verging. En ja op dat moment roerde zich de Britse artillerie. Je hoorde de kanonnen en even later sloeg er dan ergens in Venlo een salvo in. Als de bliksem hebben we opa in een loopgraaf laten zakken die onderin gelukkig bevroren was. Er gebeurde niets, maar wel moesten wel een loodzware, onhandige man uit de diepe loopgraaf omhoog hijsen.
Gezien de precaire situatie werd er steeds meer gepraat over een tocht naar de vrijheid. Nu wilde het toeval dat Rinus iemand tegen het lijf liep die hem een kano aanbood. Zelf durfde hij er geen gebruik van te maken. De kano lag in de ruïne van de Venlose electriciteits centrale aan het Mgr. Nolensplein (daar staat nu het gebouw de Commissaris). De kano was geschikt voor 3 personen. Op 6 januari, het feest van de HH Driekoningen, gingen de drie gebroeders op klaarlichte dag de kano ophalen. Overdag was er in die omgeving niemand aan het front. Wij liepen met de kano het korte stuk door de Bolwaterstraat naar de havenkade en daar werd de boot onder aan de kade bij het water neergelegd. Rinus en Frans gingen met een fles drank op stap om een Duitser om te kopen. Hoe ze aan die man kwamen is mij niet bekend. En ik nam mijn “intrek” in een half ingestord huisje. Binnen lag een hoop puin met daarbovenop een keurige kano met peddels. Na verloop van tijd hoorde ik stemmen die Venloos spraken. Het bleken twee Venlose jongens te zijn die ik vaag kende. Rinus en Frans kwamen terug; ze hadden geen succes gehad.
Rinus die een zeer grote ervaring als kanoer had stelde voor om met de twee makkers (die wel konden zwemmen maar niet met een kano wisten om te gaan) in de grote kano over te steken. De kano van de jongens werd ook onder aan de kademuur gelegd en wij gingen er met zijn vijven bij zitten.Wat het weer betreft: het vroor een graad of zes en het was zwaar bewolkt (die nacht zou er een flink pak sneeuw vallen).
Ongeveer in het midden van de Maas lag een gezonken schip waar nog net de punt van de boeg boeg boven jet water uitkwam. Daar moesten we dus netjes omheen varen.
Aan de duisternis waren we vrij snel gewen. Je kon ondanks de zware bewolking toch nog wat zien. Rond half zeven gingen Frans en ik aan boord en voeren zo stil mogelijk weg. Frans hanteerde de peddel. Wij kwamen voorbij het gezonken schip en ik dacht nu nog de tweede helft dan zijn we vrij. Maar we hadden buiten de waard gerekend. Vanaf de “kop van deWeerd” (een strekdam evenwijdig aan de oever) begon een Duits machinegeweer te schieten. Ik zag de vlammen uit de loop en kroop in elkaar. Dat was teveel voor de kano, we vielen om en lagen in de koude Maas. Frans zei:zwemmen en dat deden we. Het water van de Maas zal maar enkele graden boven nul zijn geweest maar ik heb er niets van gemerkt. Omdat de Duitsers niet precies wisten waar ze moesten schieten kwamen wij heelhuids aan de overkant kropen het land op en doken in een bomtrechter (die waren er genoeg). Zo waren we veilig voor kogels en wij lieten een korte van te voren afgesproken roep horen zodat Rinus wist dat we het gehaald hadden. Overigens kwam door dat incident het front tot leven. De Britten vuurden een serie lichtkogels af. Na korte tijd kropen we uit de trechter en riepen met regelmaat don’t shoot we are Dutchmen. Zo kwamen wij aan de Horsterweg op de plek waar deze een haakse bocht om het kazerne terrein maakt. Aldaar stonden vijf Tommies met de stengun schietklaar ons op te wachten. De man die mij fouilleerde zei: you are wet. De reis ging naar een half kapot huis achter de kazerne. Aldaar zetelde een majoor die wij uitlegden waarom wij de Maas waren overgestoken. Hij bezorgde ons hete thee met een scheut rhum, een witte boterham en een sigaret(de eerste echte sinds jaren).
Wij hadden meteen verteld dat er nog drie man onderweg waren. De vooruit geschoven post werd telefonisch gewaarschuwd en korte tijd later stapten ze binnen, ze hadden nog geen natte voeten opgelopen. Daarna ging de reis met een auto naar Sevenum. De andere dag werden we ondervraagd door een Nederlandse officier van de inlichtingendienst. Van Sevenum kwamen wij terecht in Helden voor ondervraging door de Field Security en na twee dagen werden we op transport gezet naar Weert waar in het klooster van de paters van de H.Geest een opvangcentrum was gevestigd. Al snel werden wij opgezocht door Karel Ex, oud verzetsstrijder en tevens oud klasgenoot van de lagere school en het St.Thomascollege. Met de vader van Karel hadden Frans en ik ondergedoken gezeten op de Goltziusstraat. Karel bracht Frans en mij weer naar Sevenum. Rinus bleef in Weert en ging naar de Kamer van Koophandel waarvoor hij in Venlo werkte en Frans werd weer ingelijfd bij het leger.
Jan die via de tam-tam gehoord had dat wij vrij waren kwam naar Sevenum en nodigde mij uit om naar Maastricht te komen. Aldaar kwam ik te werken op het Arbeidsbureau. Door een kennis van Jan konden wij een boodschap via de radio “Herrijzend Nederland” laten verzenden. Zodoende kwam de familie in Venlo door de boodschap: NIEMAND SPEELT KLAVERENVROUW te weten dat we veilig in bevrijd gebied waren.